4.2 De samenstelling van het individueel keuzebudget
A. Het IKB van de werknemer wordt maandelijks opgebouwd naar de gezamenlijke geldswaarde van de volgende onderdelen:
- Vakantietoeslag (8%, zie artikel 6.9);
- Eindejaarsuitkering (8,3%, zie artikel 6.10A);
- Vermeerderd met 0,1% (zie artikel 6.10 E);
- a) Tot 1 januari 2024 de waarde van de (voormalige) 26 uur bovenwettelijk vakantieverlof (op jaarbasis bij een voltijd dienstverband, zie artikel 5.7 B), die wordt berekend over het feitelijk verdiende salaris inclusief vakantietoeslag (zie artikel 6.9) en eindejaarsuitkering (zie artikel 6.10A) en onregelmatigheidstoeslag (zie artikel 6.12);
b) Vanaf 1 januari 2024 26 uur bovenwettelijk vakantieverlof (op jaarbasis bij een voltijd dienstverband, zie artikel 5.7 B); - De tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering (€ 10,- bruto per maand, zie artikel 6.17).
De onderdelen waaruit het IKB is opgebouwd, blijven in formele zin bestaan en blijven per onderdeel apart in de cao opgenomen. De onderdelen van het IKB worden door de werkgever apart én als IKB als totaal geadministreerd.
B. Het IKB wordt maandelijks berekend. Het wordt berekend over het feitelijk verdiende salaris van de betreffende maand.
De werkgever geeft de werknemer minimaal 1 maal per maand inzicht in de hoogte, opbouw en mutaties van het IKB (zo mogelijk via vermelding op de salarisstrook).
C. In ieder geval hebben de volgende omstandigheden invloed op het feitelijk verdiende salaris en hiermee op de opbouw van het IKB:
- een wijziging in de omvang dienstverband;
- een salaris- of periodiekstijging;
- het 2de ziektejaar;
- het opnemen van ouderschapsverlof;
- het opnemen van langdurend zorgverlof.
D. Gedurende de periode dat de werknemer gebruik maakt van ouderschapsverlof of langdurend zorgverlof, wordt het IKB opgebouwd op basis van het verlaagde salaris (op grond van de bepalingen in artikel 5.11).
De over de vergoeding ouderschapsverlof berekende vakantietoeslag en eindejaarsuitkering tellen mee voor de bepaling van de waarde van de onderdelen 1 en 2 uit artikel 4.2 A (zie artikel 5.11 B).
De werknemer bouwt bovenwettelijk verlof op over langdurend zorgverlof. Dit bovenwettelijk verlof telt tot 1 januari 2024 mee voor de bepaling van de waarde van onderdeel 4 uit artikel 4.2 A 4a (zie artikel 5.11 C) en vanaf 1 januari 2024 voor het bovenwettelijk verlof als onderdeel 4 uit artikel 4.2 A 4b.